De coronacrisis is nog lang niet voorbij voor de cultuursector. Maar dat kan ons sterker maken.
Vanmorgen had de VRT het uitgebreid over de valse start van het cultuurseizoen. Cultuurhuizen hebben terug een propvolle kalender. Maar het publiek, dat laat nog even op zich wachten.
Er zijn veel mogelijke verklaringen voor die tegenvallende verkoop en wellicht zijn alle argumenten waar.
- Terugkeren naar volle zalen schrikt mensen af
- Er is onduidelijkheid over de geldende regels
- Mensen zijn voorzichtiger met hun geld.
- Er is een overaanbod aan voorstellingen
Maar er schuilt een ongemakkelijke waarheid in deze verkoopscijfers.
De coronacrisis is voor de cultuursector nog lang niet gedaan.
Voor de goede orde: de besmettingscijfers zijn vandaag het beste bewijs dat de pandemie nog niet bezworen is, maar ook wanneer we het virus straks onder controle krijgen, is de crisis niet voorbij.
Het is zoals bij een orkaan. Het is niet omdat de wind is gaan liggen dat de huizen spontaan terug rechtstaan.
Er is opbouwwerk nodig.
En vóor we beginnen bouwen moeten we ons durven afvragen wat voor cultuurlandschap we straks eigenlijk willen. Het voordeel van opnieuw moeten beginnen, is dat je zwaktes en weeffouten uit het verleden kan aanpakken.
De conclusie van het VRT-artikel is daarbij nogal mager: bezoekers moeten maar naar voorstellingen blijven komen.
Zeggen dat mensen tickets moeten kopen “want anders”, is geen sterk argument.
De eenzijdige waardeketen (“We maakten een voorstelling, koop jij een kaartje?”) is niet wat we vandaag nodig hebben.
Zou het kunnen dat mensen eerst sociaal contact hebben in te halen voor ze terug naar voorstellingen gaan kijken? Dat ze zich willen herkennen in de verhalen die we samen vertellen? Wat zijn de noden van ons publiek vandaag en hoe kunnen we daarop inspelen?
Nog nooit is de nood aan ontmoeting zo groot geweest.
Een cultuursector die daar op een waardevolle en veilige manier een antwoord op biedt, maakt zich klaar voor een betere toekomst.