De N100: Honderd verhalen over Brussel

“We moeten natuurlijk ook een béétje durven dromen.”

Het is een jaar geleden dat Tijs Vastesaeger en ik aan zijn keukentafel zaten en we begonnen met het smeden van dit plan. De 22 Brusselse gemeenschapscentra wilden samenwerken aan een toekomstplan, en wij wilden daarvoor een voorstel uitwerken.

Al snel bleek dat voorstel zo ambitieus te zijn dat het leek op een mission impossible.

We wilden namelijk dat het toekomstplan niet alleen door de gemeenschapscentra zou worden geschreven, maar door heel Brussel. Zo ontstond de N100: een representatief team van honderd gelote Brusselaars die de diverse stemmen van de stad lieten horen.

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan.

Iedereen die bekend is met participatietrajecten, weet dat sommige mensen makkelijker te bereiken zijn, dan anderen. De vrijwilliger bij het lokale gemeenschapscentrum? Die praat graag mee. Maar hoe vind je mensen die nog nooit zo’n centrum van binnen hebben gezien? Hoe betrek je mensen die het financieel moeilijk hebben? En hoe bereik je degenen die maar een beetje Nederlands spreken?

En zélfs als dat zou lukken, hoe voer je dan een zinvol gesprek met zo’n grote, diverse groep? Hoe zorg je dat ook de minder luide stemmen gehoord worden?

Dat leek een bijna onmogelijke opdracht.

Wat volgde was een intensieve samenwerking met de 22 gemeenschapscentra en de VGC. We ontdekten ook Marianne Schapmans en haar Storyweaving-methodiek voor gelijkwaardige gesprekken. Gaandeweg kwamen we een leger tegen van zeer betrokken Brusselaars die wilden meedoen.

En met die groep bereikten we in een half jaar het onmogelijke.

Afgelopen zaterdag waren ze er, die honderd Brusselaars. Ze vertelden elkaar in vijf groepen van twintig, of in vijftig duo’s, verhalen over je welkom voelen in de stad. Brusselaars hebben doorgaans te weinig tijd voor onbekenden, maar nu luisterden we twintig minuten intensief naar één verhaal.

Zowel volledig mogen uitpraten als het leren ‘uitluisteren’ was een openbaring.

Ik hoorde een zwaar verhaal over eenzaamheid en verlies, maar ook een herkenbare anekdote over het genieten van de tramrit naar huis. Ik zag twee mensen met een leeftijdsverschil van 60 jaar zichzelf herkennen in elkaars verhaal.

Volgende maand komt die groep weer samen. Dan duiken we in beleidsthema’s voor de gemeenschapscentra. Op die manier verzamelen we meer dan genoeg inzichten om de missie van de gemeenschapscentra opnieuw aan te scherpen.

Twee dagen later resoneert de N100 nog steeds in m’n lichaam.
Zo blij dat we een jaar geleden hebben durven dromen

De emergente missie: plannen en bijsturen tegelijk

Het staat in zowat elk managementboek. Misschien is je organisatie wel een raket.

De raket is een klassieke planningsstrategie. Een team slimme koppen werkt jarenlang aan de voorbereiding van een lancering. Ze plannen elke stap nauwgezet, maken de ene na de andere simulatie en zelfs hun noodscenario heeft een noodscenario. Na al die voorbereiding, drukt iemand op ‘start’ en de raket vliegt de lucht in, om vervolgens alle voorgeprogrammeerde stappen netjes uit te voeren. Of niet.

Dat soort geplande strategie is slechts in weinig situaties zinvol.
(Ik laat me trouwens vertellen dat raketten ab-so-luut niet zo werken).

Maar een goed verhaal is belangrijk. Hoe je over je eigen organisatie praat, heeft immers een grote impact op je werk.

Een slimmer verhaal dan de raket, is dat van de organisatie als fiets. Fietstochten vragen weinig planning op voorhand. Je weet waar je vertrekt, je hebt in grote lijnen een idee van waar je naartoe wil, maar onderweg stuur je constant bij, versnel je of rem je, afhankelijk van putten, plassen en bochten.

Dat heet de emergente strategie. De strategie die ontstaat door het pad te bewandelen.

Het is door de frictie met de realiteit dat je missie realistischer wordt. Soms moet het allemaal wat minder ambitieus, maar evenzeer kan een missie net rijker worden door interactie met de buitenwereld. Volgens het uitroeptekenmodel uit “Vertellers, Geen Verkopers” voedt het publiek immers mee de missie.

Dan wordt het een emergente missie, eentje die pas echt vorm krijgt als we er samen aan werken.

Ik ben nooit helemaal fan geweest van de verhalen van de raket of de fiets omdat ze zo binair zijn. Willen we niet de twee doen? Vooruitplannen én bijsturen?

Een écht goede strategie -bedacht ik me- is zoals een vogeltje. Hou je de missie te losjes vast, dan vliegt ze van je weg. Hou je ze te krampachtig vast, dan verpletter je ze. Evenwicht is dus alles.

Ik ben vrij zeker dat ik die laatste wijsheid niet bij een managementboek haalde, maar bij Mr. Miyagi uit The Karate Kid.

Het moet zijn, dat dat een goed verhaal was.