Morgen is bijna hier. Waarom de huidige podium-chaos beloftevol is.

Het internationale toeren wil maar niet lukken.

Hypebot had recent een stukje over het groeiend aantal afgelastingen (bedankt VI.BE-nieuwsbrief voor de link!). Wat echter meteen opvalt is dat elke band een andere verklaring voor de cancellation lijkt te hebben.

Bij Animal Collective gaat het voornamelijk om de toegenomen kostprijs van internationaal toeren. Voor Santigold en Arlo Parks gaat het om hun mentale gezondheid. En ook voor indie-hype Wednesday is toeren te duur, maar uit hun boekhouding bleek dat ze maar voor één (!) van de zeven shows op hun toernee betaald werden.

Dat de motor post-corona niet aanslaat is duidelijk. Maar wat moeten we met zo’n waslijst aan anecdotes? Wat is de rode draad?

Het lijkt op een paradigmaverschuiving. Of beter gezegd: op de fase vlak vóór zo’n verschuiving.

De term paradigm shift komt van de Amerikaanse wetenschapsfilosoof Thomas S. Kuhn. Hij beschreef de stappen waarin wetenschappelijke revoluties lijken te gebeuren. Vandaag geloven we dat de aarde rond de zon draait, maar niet zo heel lang geleden geloofden mensen exact het omgekeerde.

Hoe gingen we van het ene inzicht naar het andere?

Zo’n paradigm shift gebeurt volgens Kuhn niet geleidelijk, maar heel plots. En vlak voor het zo ver is, gaat onze bestaande expertise door een crisis: losse eindjes en tegenstelling stapelen zich op. Wat gisteren nog vlot werkte, sputtert vandaag.

Ik denk dat we op dezelfde manier naar de huidige podium-chaos moeten kijken. Het einde van het ene verhaal, is het begin van een ander.

Steeds vaker merken we dat de beproefde aanpak niet meer werkt. Animal Collective is een bekende groep, met een fanbase, mét een nieuwe plaat én goeie recensies. Hoezo kunnen ze niet toeren? Hoezo haalt een hype-groep als Wednesday geen geld uit hun shows?

Het is een crisis die al veel langer aan het opbouwen is, maar die post-corona op springen staat. Een nieuw verhaal over onze industrie dringt zich op. Kuhn zou zeggen dat we even moeten doorbijten: binnenkort komt er een betere manier van kijken naar toeren, concerten, publiek en verkoop.

Wie gehoopt had op business as usual na corona komt bedrogen uit. Dit zijn geen rustige tijden, maar wel heel belangrijke.

Morgen is bijna hier.

Voorverkoop is dood

Voorverkoop zoals we dat kenden is dood.

De laatste weken verscheen alweer een reeks artikels over de moeizame terugkeer van het publiek naar schouwburgen. Bruzz polste bij Brusselse zalen naar een tussenstand. En De Morgen ging op bezoek bij verschillende cultuurcentra. Telkens blijkt: het zijn vooral de onbekendere kleine acts die last hebben van een traag herstel. Grote namen verkopen best.

Maar verschillende geïnterviewden geven aan dat voorverkoop onbetrouwbaar is geworden. 

“Vroeger kochten mensen hun ticket zodra een concert werd aangekondigd, vandaag wachten ze twee, drie weken voor aanvang.” 

Dit is een trend die we ook na de zomer mogen verwachten. En dat is niet meer dan logisch.

Voorverkoop is immers vooral interessant voor bezoekers die zeker willen zijn dat ze een plekje kunnen bemachtigen. Maar waarom zou je vandaag al een kaartje kopen voor december als er dan zo goed als zeker ook gewoon nog kaartjes beschikbaar zijn?

En als iedereen zo denkt, verkopen zalen een stuk trager uit.
Het is een feedback loop.

Wie tweedehandssites voor tickets in het oog houdt merkt daarnaast dat er enkele dagen voor de show altijd zaakjes te doen zijn.

En is het wel zo verstandig om lang op voorhand te kopen als je weet dat dit najaar ons misschien weer een covid-herfst te wachten staat?

Het wegvallen van voorverkoop is voor de bezoeker niet zo’n probleem. Het raakt de organisator des te harder. Maar als voorverkoop ook voor organisatoren niet meer zo interessant is, wat houdt hen dan tegen om meer last-minute te beginnen organiseren? Ik schreef daar begin vorig jaar al eens een stukje over.

Vergeet goede voornemens. Met deze vijf attitudes haal je het meeste uit 2022.

In plaats van onszelf overambitieuze doelen op te leggen, denken we in 2022 beter na over hoe we onze manier van werken zélf willen verbeteren. Hier zijn vijf attitudes die ik mezelf in het nieuwe jaar verder wil aanleren. Ik ben heel benieuwd naar wat die van jou zijn.

1. Plezier vinden in onzekerheid.

Al bijna twee jaar verstoort die pandemie alles. Leuk is het niet, maar net buiten de comfortzone leren we het meeste. Dus waarom proberen we niet wat meer te genieten van die onzekerheid? Het avontuur opzoeken in alles wat we doen dus. Want als niets nog zeker is, dan kan plots heel veel.

2. Niet zeuren, maar poetsen.

Het is normaal dat we ons verlamd voelen door alles wat er vandaag rond ons gebeurt. Niets helpt beter tegen dat gevoel van overweldigd worden dan actie. Veel te lange to do-lijst? Begin alvast met het eerste item. Kan je niet kiezen tussen drie opties? Ga voor nummer één. Soms is het zo eenvoudig. Bezig blijven is het beste middel tegen verlamming.

3. Ga altijd uit van goede bedoelingen.

Het is niet moeilijk om je te ergeren aan andere mensen. Wanneer de druk op de ketel staat, kunnen we minder hebben van elkaar. Maar vandaag hebben we net meer dan ooit mildheid en begrip nodig. Vraag je af wat de meest positieve lezing is die je kan geven aan de acties van anderen en ga ervan uit dat ze het zo bedoelden.

4. Minder social media, meer conversatie.

Er is niks sociaals aan een algoritme dat beslist wat jij mag lezen en wie jouw reacties mag zien. Behandel socials als een noodzakelijk kwaad en haal conversaties zo snel mogelijk weg van die platformen (“Interessant punt! Zin om daar binnenkort eens over door te bomen tijdens een zoom-call?”). Schrijf je rechtstreeks in op nieuwsbrieven van organisaties die je interessant vindt (en begin je eigen nieuwsbrief!). En waarom zou 2022 niet het jaar zijn waarin je eindelijk die toxische Facebook-account verwijdert?

5. Als je snel wil reizen, ga dan alleen. Als je ver wil reizen, ga dan samen

Investeer meer in samenwerkingen. In crisistijden is het verleidelijk om terug te plooien op onze bekende netwerken en rollen. Maar zo ontstaat net tunnelvisie. Stel dit jaar wat vaker de vraag “Wie is er met hetzelfde probleem bezig als ik?” en spreek met hen af voor koffie of een online babbel.

In 2022 moeten we het najaar anders plannen.

Ook in 2022 komen er coronagolven.

We kunnen nog niet zeggen hoe erg ze zullen zijn, maar we weten wél dat er periodes zullen zijn waarin het ‘gewone’ tempo ernstig verstoord zal worden. Met name de wintermaanden zijn gevaarlijk terrein voor organisatoren.

Zouden we daar dan nu alvast geen rekening mee houden in onze najaarsplannen voor 2022?

In december 2022 moet je niet te veel grote indoor-activiteiten plannen. Die doen we misschien beter in de zomer. En als december 2022 toch veilig blijkt te zijn, dan kunnen we last-minute nog altijd wat extras organiseren.

Geen plan B dus, maar een plan A+.

Dat soort denkoefeningen gebeurt stilaan overal.

Zo pleitte huisarts Roel Van Giel in De Morgen alvast voor een gelijkaardige herdenking van de ziekenhuisseizoenen. “Misschien moeten we van de zomer meer het seizoen van de niet-dringende operaties maken, zodat we in de winter meer capaciteit hebben“, zei hij.

En een paar weken geleden suggereerde een kinderarts in diezelfde krant dat ook het verschuiven van schoolvakanties een slimme oplossing zou kunnen zijn voor de komende jaren.

Net als schooljaren overlappen cultuurseizoenen nogal sterk met het hoogseizoen van het coronavirus.

Kunnen we onze kalenders al in 2022 niet een beetje uiteen beginnen schuiven met die van het virus? En events plannen die bewust agnostisch zijn over het virus?

Minder binnenactiviteiten in de winter dus.

Dat we in 2021 nog een beetje een afwachtende houding hadden, was heel begrijpelijk. Wie weet waaide het allemaal wel over. Voor 2022 hebben we geen reden meer om af te wachten.

Want met wat we nu weten, blijft dit virus ook volgend jaar bij ons.

Alsof het vanzelf gaat: wat event-organisatoren kunnen leren uit de mondmaskerplicht.

Ik maakte met een medepassagier een grapje over the Dutch chin fever, de Nederlandse kin-koorts.

De lakse manier waarmee op de luchthaven van Schiphol omgegaan werd met corona-maatregelen viel op. Afstanden werden niet gerespecteerd en veel te veel reizigers hadden hun mondmasker ergens ten zuiden van hun neus hangen. Vandaar het grapje: dat er een kin-bedreigende ziekte rondwaarde in Nederland waar wij als buitenlanders niets van wisten.

De verklaring was nochtans eenvoudig.

Het personeel op de luchthaven zelf was heel erg laks.

Niet alleen werden mensen zonder masker niet aangesproken, maar security-personeel, baliemedewerkers en zelfs een paar piloten (!) liepen rond zónder. Ik schreef anderhalf jaar geleden al over dit principe: als er geen zichtbare correctie is op ongewenst gedrag, dan neemt de bereidheid om zich aan maatregelen te houden af.

“Als je als enige in de supermarkt een mondmasker draagt terwijl er overal bordjes hangen met de vraag om mondmaskers te dragen, dan neemt je eigen motivatie af. Wanneer grote groepen mensen de richtlijnen niet volgen, moet er zichtbaar gecorrigeerd worden. Het gaat daarbij niet om een pakkans van 100%, maar om zichtbare repressie.”

Anderen corrigeren vinden we niet prettig.

We laten het daarom graag over aan professionals. In dit geval was het fijner mocht het luchthavenpersoneel mensen hebben aangesproken. En hierin schuilt ook buiten het virusseizoen een les voor event-organisatoren.

Rokers aanspreken in concertzalen, deden we ook niet altijd even consequent. “Het is onbegonnen werk”, hoorde je dan wel eens. Maar daarmee verlegden we de last wel naar de individuele bezoekers die elkaar moesten gaan aanspreken. Hetzelfde geldt voor ander sociaal ongewenst gedrag van racistische praat tot voorsteken aan de bar.

Iemand moet the bad cop spelen.

Ik landde in de luchthaven van Alicante in Spanje en het contrast kon niet groter zijn.

Coronadocumenten werden gecontroleerd en de omroeper benadrukte dat mondmaskers ook over de neus moesten gedragen worden. Wie dat niet deed werd aangesproken, maar vooral: slordige maskers werden onder groepsdruk ineens correct gedragen.

Het leek zelfs alsof in Spanje heel dat covid-gedoe moeiteloos verliep.

Ziedaar het geheim van goede hospitality: dat de dingen zo goed georganiseerd zijn, dat het lijkt alsof ze vanzelf gaan.

Hoe toekomstdromen ons uit de crisis kunnen helpen.

Het coronaprobleem is al een tijdje van aard veranderd.

De omgang met het virus ging van een relatief eenvoudige vraag (“Hoe beperken we het aantal doden en gehospitaliseerden?”) naar een complex kluwen van vragen over gezondheid, mentaal welzijn, burgerrechten en economie.

De pandemie vervelde tot een wicked problem.

Dat is de naam die we geven aan complexe problemen waarover geen consensus bestaat. En als je het niet eens bent over wat er nu net op te lossen valt, dan geraak je het natuurlijk niet eens over een oplossing.

‘Wicked’ moet je in deze context dus niet begrijpen als ‘boosaardig’, maar veeleer als ‘stout’.

Net als je denkt dat er een eenvoudige stap voorwaarts mogelijk is, werpt het weer een horde op.

  • Hoe weeg je hoge principes van burgerrechten en privacy af tegenover pragmatische crisisoplossingen?
  • Hoe ga je om met het spanningsveld tussen individualisme en solidariteit? Je wil niet alles verplichten, maar je kan ook niet alles van vrije keuze laten afhangen.
  • Hoe weeg je belangrijke zaken zoals mensenlevens, welzijn en economie tegen elkaar af wanneer die die dingen niet vergelijkbaar zijn?

Je komt al een heel eind door simpel slogan-denken te vermijden. En door jezelf te oefenen in mildheid en empathie voor je medemens.

Maar daarnaast hebben we dringend nood aan toekomstplannen. De crisis dwong ons immers te werken met een ongezonde korte termijnsvisie. In september praten over maatregelen in oktober is niet hoe mensen dromen van een betere wereld.

Wicked problems zijn moeilijk op te lossen in het hier en nu. Samen toekomstplannen smeden geeft echter een kader om beslissingen in af te toetsen. Niet met wicked vragen als ‘Wie heeft er nu gelijk?’, maar wel met constructieve vragen zoals

  • In wat voor wereld willen we morgen leven?
  • Hoe gaan jij en ik daar vandaag werk van maken?
  • En hoe helpen onze maatregelen dat doel te bereiken?

Waarom we vandaag (en niet morgen) innovatie in de cultuursector moeten doordrijven

Een bekentenis: Ik had me die Roaring Twenties wat spectaculairder voorgesteld.

Maar voorzichtig aan zijn we vertrokken. Het eerste feestje zonder social distancing? Check. Etentje bij vrienden zonder mondmasker? Check.

Over het virus spraken we even niet meer, wel over het sociale isolement van het laatste anderhalf jaar.

De pandemie is niet weg en tegelijk moeten we elkaar terug vastpakken.

Veilig gedrag én sociaal gedrag lijken contradictorisch, maar zijn het niet. Het één gaat over de ziekte aanpakken, het ander over de patient gezond houden.

Het is die evenwichtsoefening die het komende jaar voor ons ligt.
Het is ook die evenwichtsoefening die de cultuursector moet maken.

Het is verleidelijk om weer naar het oude te willen, maar dat is een slecht plan. We hebben immers gezien hoe breekbaar onze industrie was.

Terug naar 2019 is dus niet goed genoeg.

De weeffouten in ons verhaal moeten we nu aanpakken. De precaire positie van kunstenaars om maar wat te noemen. Of de eenzijdige subsidieafhankelijkheid van te veel organisaties.

Maar de crisis heeft ons ook veel goeds getoond.

We hebben geleerd hoeveel nood mensen hebben aan ontmoeting en samen maken. We hebben de kracht gezien van prille nieuwe samenwerkingen en werkvormen die in het midden van de crisis gesmeed zijn. We hebben hier en daar zelfs nieuwe publieken ontdekt (of zij ons).

Die innovatie moeten we durven verderzetten.

In de komende maanden wil ik in mijn nieuwsbrief Aanpak nadenken over hoe die toekomst er zou kunnen uitzien.

  • Welke weeffouten pakken we vanaf vandaag aan?
  • Op welke sterktes bouwen we verder?
  • Hoe organiseren we ons zakelijk, strategisch én maatschappelijk op die nieuwe rol?
  • Hoe kijken we voorbij onze eigen sector en sluiten we allianties met andere makers van de samenleving?

Inschrijven op die tweewekelijkse nieuwsbrief kan via www.kenveerman.com/nieuwsbrief.

De eerste editie van het tweede seizoen gaat morgen buiten.

Waarom musea straks discotheken moeten worden

We hebben slimme ideeën nodig om het straks beter te doen. Nightlife de sleutels van het museum geven is zo een slim idee.


Nog even volhouden en de maatschappij gaat weer open. Zoals voor alle onderdelen van de samenleving zal het ook voor de cultuursector niet genoeg zijn om de bestaande boel te depanneren. Hoe sneller we nieuwe ideeën uitrollen, hoe groter de kans dat we positieve verandering uit deze crisis halen. Wachten tot we eerst weer op onze plooi zijn om nieuwe langetermijnsplannen uit te proberen, betekent oneindig uitstel.

Ooit is nooit.

Logische stap

Musea laten dubbellopen als discotheken is een voorbeeld van zo’n duurzaam idee waar we zo snel als mogelijk aan moeten beginnen. We hebben nog even de zomer voor de boeg en we hebben nog geen duidelijke afspraken over indoor activiteiten, maar dat is een kwestie van tijd. Heel snel gaan we terug naar binnen verhuizen. Dan duikt onder andere het probleem van ventilatie en luchtreiniging op.

Nightlife is een logische stap om die door de gemeenschap gefinancierde gebouwen nog meer voor die gemeenschap te ontsluiten.

Afhankelijk van de wetenschappelijke en technologische inzichten die we nog volop aan het ontwikkelen zijn over Covid-19, wordt het een kostelijke zaak om ruimtes kwalitatief te ventileren. Zulke dure investeringen renderen alleen in goed gebruikte infrastructuur. Dat geldt al helemaal voor investeringen met gemeenschapsgeld. En zo zullen we al snel uitkomen op opportuniteiten bij publieke schouwburgen en musea.

Veel van die gebouwen zijn immers goed uitgerust om mensen te ontvangen op een veilige en toegankelijke manier. ’s Nachts staan ze echter leeg. Nightlife is dan een logische stap om die door de gemeenschap gefinancierde gebouwen nog meer voor die gemeenschap te ontsluiten.

Ruimte delen

Het doet wat denken aan de discussie over de ‘brede scholen’ waarbij schoolgebouwen buiten de lesuren voor andere activiteiten gebruikt worden. Efficiënt gebruik van publieke gebouwen is altijd een goed idee, maar met de ventilatiediscussie die zich straks aandient, geldt dat dubbel.

Het is daarbij niet louter een economisch efficiënte oplossing. Vraag het maar aan die musea en schouwburgen die zich al openstelden voor structurele nightlife. Net het delen van je gebouw met zoveel mogelijk verschillende spelers draagt verder bij tot het creëren van plaatsen van betekenis in de stad. Waar volk is, wil volk zijn.

De nachtelijke mindset

Eind 2020 organiseerde Pakhuis De Zwijger een reeks over de toekomst van het Amsterdams nachtleven. Eén van de panelists was toen Emma Waslander die als projectmanager o.a. de Museumnacht in Amsterdam organiseerde. Zij leerde er alvast uit dat het mogelijk moet zijn om dit soort events niet één keer per jaar te doen, maar elk weekend.

De nacht, zo argumenteerde ze helder, heeft een impact op hoe we naar de dingen kijken en het helpt ons dus ook om anders naar kunst te kijken. De nachtelijke mindset van bezoekers is daarbij een verrijking voor het museum. Het is meteen ook een goeie manier om een jonger publiek naar je museum of schouwburg te krijgen.

De nacht heeft een impact op hoe we naar de dingen kijken en het helpt ons dus ook om anders naar kunst te kijken. De nachtelijke mindset van bezoekers is daarbij een verrijking voor het museum.

Niets dat voordelen aan die nachtshift. Het verhoogt de kansen voor publiek om coole ruimtes optimaal te gebruiken en het ontsluit plekken die eigenlijk toch al van ons zijn. En vooral geeft het ook steun aan de organisatoren in het nachtleven die het nog te lang gaan moeten doen zonder geschikte infrastructuur. Terwijl het net die promotors zijn die ons straks weer zo snel mogelijk aan het dansen moeten krijgen.

Publiekswerking en verdienmodel

Daarnaast is nightlife natuurlijk ook een interessante verruiming van het verdienmodel én de publiekswerking van schouwburgen en musea. Maar laat dat vooral geen pleidooi zijn voor overheden, musea en schouwburgen om zelf party promotor te beginnen spelen. Ieder hun métier en de kracht van publiekswerking zit net in het openstellen van je infrastructuur voor anderen.

Net daarom hebben we die nieuwe duurzame ideeën nodig. Straks willen we immers een landschap kweken waarin er meer gefeest, gepraat en ontdekt wordt dan ooit te voren. En waarin er samengewerkt wordt. Cultuurhuizen uitbouwen tot discotheken is slechts één idee om de krachten te bundelen, maar alvast wel eentje waar we onmiddellijk mee kunnen beginnen eens binnenactiviteiten weer kunnen. Toch?

Vond je dit artikel boeiend? Kan je met jouw organisatie hulp gebruiken bij het plannen van je strategie? Ik denk als strategisch en zakelijk adviseur voor culturele organisaties graag mee! Stuur me een berichtje of schrijf je hieronder in op mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Inschrijven op de nieuwsbrief

Hybride events

De laatste weken werkte ik mee aan een paar internationale online conferenties en na afloop was er altijd een gelijkaardige nabespreking. Ja, iedereen is die lockdown beu, maar tegelijk hebben we zoveel nieuwe tools ontwikkeld om elkaar te ontmoeten dat we nooit meer terugwillen naar hoe het in 2019 was.

We zijn onszelf al sinds de jaren negentig aan het vertellen dat we in een online maatschappij leven, maar eigenlijk is dat pas in 2020 echt begonnen. Even binnenspringen op een familiefeest via Zoom? Vergaderingen van amper 20 minuten zonder dat iemand zijn/haar huis verlaat? Spontane internationale samenwerkingen? Al deze dingen waren al jaren technisch mogelijk, maar ze maakten nooit echt onderdeel uit van ons leven. In 2020 veranderde dat.

Fysieke terrasje en remote werken

De fysieke nabijheid die we al zo lang missen is een biologische noodzaak, maar we hebben ze voor heel veel denkwerk en samenwerking niet nodig. Het is dan ook interessant om te zien welke stukken van ons lockdownleven we straks gewoon behouden.

Terrasjes doen en gaan dansen doen we zeker en vast offline straks. Maar de tijd van infosessies die een heel dag moesten duren, gewoon omdat iedereen de moeite had gedaan om zich te verplaatsen? Die tijd ligt achter ons. Er wordt veel gesproken over remote work. Over mensen die niet massaal terug naar hun kantoren gaan pendelen om daar dan acht uur te werken. De komende maanden gaan we zien hoe zich dat ik de praktijk gaat vertalen.

Voor events en voorstellingen steekt daarbij meteen ook een tweede vraag op: willen we dat online podium wel opgeven? Er waren immers ook gewoon veel voordelen aan dat verplichte onlineverblijf. Meer bezoekers, meer internationalisering en de plicht om terug na te denken over de kern van ons werk.

Hybride events

Willen we dat écht allemaal laten schieten wanneer mensen straks terug buiten kunnen? Het antwoord is duidelijk nee, maar welke vormen kunnen zo’n hybride events (die deels online en deels offline gebeuren) dan aannemen? Welke opportuniteiten stellen zich? En wat moeten we daarvoor nog leren?

Hybride events zullen steeds centraler komen te staan in het event-landschap. De komende weken wil ik daar wat vaker over gaan schrijven. Hoe doe jij dat me je organisatie? Welke vraagstukken en kansen zie je liggen? Ik hoor het graag.

Team Netflix of Team Scouts?

Wanneer tijdens de crisis gesproken wordt over steunmaatregelen of toekomstplannen voor dé sector, valt altijd op hoe onduidelijk dé sector is. Kunstenaars, eventorganisatoren, cultuurwerkers, nachtclubs, horeca en musea … Op één of andere manier horen ze bijeen, maar het is vaak moeilijk te duiden waar het ene begint en het andere eindigt.

Laat ons een poging doen om culturele organisaties op te delen in twee kampen. Zij die schoonheid aanbieden aan een publiek en zij die in de eerste plaats mensen bijeenbrengen. Laten we ze Team Netflix en Team Scouts noemen.

In Team Netflix zitten organisaties die in essentie bezig zijn met broadcasting, met het aanbieden van een door hen gemaakt of gekozen product aan een publiek. Team Scouts aan de andere kant, is vooral bezig met het bijeenbrengen van mensen.

In Team Netflix zitten organisaties die in essentie bezig zijn met broadcasting, met het aanbieden van een door hen gemaakt of gekozen product aan een publiek. Of dat nu gebeurt in een zaal of op een laptop of een telefoon is daarbij minder belangrijk. Tijdens de lockdown kon dit soort organisaties relatief eenvoudig verhuizen naar het internet.

Team Scouts aan de andere kant, is vooral bezig met het bijeenbrengen van mensen. Het gaat minder om de presentatie van een op zich staand stuk, want het publiek creëert de avond grotendeels zelf mee. Ontmoeting, co-creatie en verbinding zijn cruciaal en net daarom is het voor Team Scouts veel moeilijker om naar YouTube te verhuizen.

  • Voorbeelden van Team Netflix: Netflix, de opera, podiumkunsten, lezingen, arenas als het Sportpaleis of Ziggo Dome, televisiezenders, Spotify en initiatieven als Podium 19.
  • Voorbeelden van Team Scouts: horeca, het verenigingsleven, muziekclubs, nachtclubs, dansvloeren, maker spaces, buurthuizen, academies en muzieklessen.

Wellicht zijn er maar weinig organisaties die echt honderd procent in één team zitten, maar het is de moeite om voor jezelf een kant te kiezen. Organisaties die een beetje van alles zijn, hebben het immers veel moeilijker om focus in hun organisatie te brengen.

Het publiek centraal

Ik schreef de afgelopen maanden veel over de toekomst van de Europese popsector, de onrust die er is, wat er scheefgroeide en wat de sterktes zijn. De vraag of die popsector bij Team Netflix of Team Scouts hoort, ligt aan de basis van veel van die onrust.

Terwijl we met z’n allen jarenlang spraken over dé muziekindustrie, bestond die industrie in werkelijkheid uit een aantal spelers die duidelijk in Team Netflix zaten (arena’s en grote festivals) en een aantal die duidelijk in Team Scouts zaten (kleine concertclubs en podiumcafés). Veel van de problemen in de huidige popsector hebben te maken met het feit dat te veel organisaties zijn opgeschoven naar Team Netflix.

Ik schreef daarom eerder over het verschil dat je kan maken als pop-organisaties door die verbinding centraal in je mission statement te zetten.

“Misschien is dit het uitgelezen moment voor zalen en festivals om hun missietekst nog eens vast te pakken. Als daar iets instaat als ‘We bieden uitmuntende concerten aan aan het publiek’ dan is het nu tijd om dat te herschrijven. Je zal zien hoeveel rijker ons metier wordt wanneer die missies straks allemaal beginnen met ‘We brengen mensen samen rond muziek’.”

(Waarom we concerten missen, 9 april 2020)

Een andere impact

Het spreekt voor zich dat beide teams op een heel andere manier geraakt worden door de coronacrisis.

De impact van de pandemie op Team Netflix was vooral praktisch van aard. Wat vroeger in zalen kon, moest nu ineens verhuizen naar het internet. Sommige organisaties boekten onmiddellijke successen. Het indrukwekkende coronaparcours van de Romeinse Tragedies van Internationaal Theater Amsterdam is hier een goed voorbeeld van. Veel spelers worstelen echter nog met die evolutie, maar ook zij weten dat ze de stap zullen moeten zetten.

Kort door de bocht : als je in 2021 een organisatie bent die in Team Netflix zit, maar niet op het internet speelt, dan heb je een strategisch probleem.

Team Scouts daarentegen heeft een akelig jaar achter de rug, net omdat hun essentie onmogelijk was. Mensen bij elkaar brengen was slecht voor de gezondheid en als het wel kon, dan was het onder zware social distancingmaatregelen die vooral leken te benadrukken dat de ander gevaarlijk was.

Hun digitale avonturen voelden vooral aan als wachten op het echte werk.

Maar straks eindigt de lockdown en dan zal de nood aan ontmoeting groter zijn dan ooit. De Roaring Twenties zullen niet gaan over streamingrecords, maar over het ontmoeten van nieuwe mensen.

Gelivestreamde cafés

Dé cultuursector bestaat dus niet. Maar een heldere analyse aan de hand van de drijfveer van je organisatie en het team waartoe je wil behoren, maakt duidelijk waar je wil staan en wat je volgende stappen moeten zijn.

Het onderscheid tussen de twee teams, tussen zenden en samen bouwen, gaat verder dan louter culturele activiteiten. Het is de reden waarom sommige stukken afstandsonderwijs wél en andere niet werken. Waarom sommige Zoom-meetings prettiger zijn dan fysieke vergaderingen en andere net niet. En waarom gelivestreamde cafés voor altijd zo’n doffe ellende zullen zijn.


Vond je dit artikel boeiend? Kan je met jouw organisatie hulp gebruiken bij het plannen van je strategie? Ik denk als strategisch en zakelijk adviseur voor culturele organisaties graag mee! Stuur me een berichtje of schrijf je hieronder in op mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Inschrijven op de nieuwsbrief