Voor wie doen we het? Drie soorten klanten die jouw organisatie moet kennen.

Cultuurorganisaties zijn van nature bezig met “Wat maken we?”. Om eens een andere kijk op de dingen te krijgen volstaat het om een andere vraag te stellen: “Voor wie doen we het?”. De twee perspectieven zijn heel complementair. Het is met verschillende brillen, naar hetzelfde werk kijken.

Voor wie je het doet, dat zijn je klanten. Ruwweg bestaan er drie soorten klanten voor je organisatie. Hoe beter je het verschil begrijpt, hoe beter je met hen kan samenwerken.

  1. De klassieke klant. Iemand die zelf betaalt voor het product en het product ook zelf gebruikt. Iemand die een ticket koopt voor een museumbezoek is zo’n klant.
  2. De begunstigde. Deze klant maakt gebruik van het product, maar betaalt er niet (volledig) zelf voor. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een leerling die naar een schoolvoorstelling gaat of aan een kunstenaar die in residentie werkt bij een instelling. Beiden gebruiken met veel plezier het product, maar het wordt betaald door iemand anders.
  3. De geldschieter. Deze klant betaalt zodat andere mensen gebruik kunnen maken van het product. Denk daarbij aan subsidiegevers of sponsors. Bij deze groep is het belangrijk om te begrijpen wat ze dan wél uit deze samenwerking willen halen. Iedereen wil immers iets.

 

 

Tussen jou en je klanten is er altijd een relatie. Het is een gezonde oefening om die relatie beter te leren kennen.

  • Als het onduidelijk is wat voor type klant iemand is, dan betekent dat dat je dat helder moet krijgen.
  • Soms blijken klanten geen klanten te zijn, maar bv. leveranciers. Dan ben jij zelf de klant.
  • Soms zijn relaties bewust vaag. Het is een cliché, maar als je niet weet wie geld aan wie aan het geven is, is de kans groot dat jij aan het kortste eind trekt.

Ben je zeker dat je van je klanten weet wat ze exact van je willen? En zet je ook voldoende in de verf dat je dat levert?

Drie vragen die je helpen straks een beter subsidiedossier te pitchen

Een cafébazin vertelt verschillende verhalen over hetzelfde café.

  • Als ze met de bank praat over een lening, vertelt ze hoe goed de zaken gaan.
  • Als ze met de brouwerij over prijzen onderhandelt, vertelt ze hoe krap de marges nu al zijn.
  • Als ze met een stamgast praat, kiest de tooghanger het verhaal (meestal gaat dat over voetbal).

Toch is er maar één café.

Ik help vaak organisaties bij het schrijven van subsidiedossiers. De meest voorkomende fout van waardengedreven organisaties is dat ze hun verhaal niet aanpassen aan de luisteraar. Hierdoor klinken subsidiedossiers vaak zo:

Hey, wij plannen de volgende toffe dingen en denken daar 25.000 euro voor nodig te hebben. Mogen we 25.000 euro alsjeblief?

Het probleem met die pitch is dat die niet vertrekt vanuit de context.

Het is alsof de cafébazin tegen de bankier zou beginnen over voetbal en krappe winstmarges. Maar elke geldschieter heeft zijn eigen doel. Hoe beter je jouw verhaal kan inpassen in dat doel, hoe makkelijker het wordt om zaken te doen.

Hier zijn drie vragen die je helpen om je subsidie-pitch scherper te maken.

  1. Wat heeft de geldschieter eraan? Elk subsidieprogramma heeft een doel voor ogen. Vertel hoe jouw organisatie kan helpen dat doel te realiseren.
  2. Hoe betrouwbaar ben je? Investeren is altijd een gok. Toon aan dat je een organisatie bent die met dat geld te vertrouwen is. Dit is waar transparantie, realiteitszin, goed bestuur en een deftig business plan in beeld komen.
  3. Hoe gaat het er straks écht uitzien? Maak het tastbaar. Hoe concreter de deliverable, hoe makkelijker het is om geld te geven. Vermijd vage engagementen en kies voor heldere meetbare doelstellingen.

Dat is wat een pitch is: de vertaling van je werk naar de context van een mogelijke geldschieter.

Pitchen is een kunst die niet beperkt blijft tot subsidiedossiers. Dezelfde techniek kan je ook gebruiken bij crowdfunding en sponsors.

Er is maar één organisatie, maar er zijn verschillende manieren om je verhaal te vertellen.

Het precieze verhaal dat je vertelt, hangt immers af van wie er aan de andere kant van de toog zit.

Vergeet goede voornemens. Met deze vijf attitudes haal je het meeste uit 2022.

In plaats van onszelf overambitieuze doelen op te leggen, denken we in 2022 beter na over hoe we onze manier van werken zélf willen verbeteren. Hier zijn vijf attitudes die ik mezelf in het nieuwe jaar verder wil aanleren. Ik ben heel benieuwd naar wat die van jou zijn.

1. Plezier vinden in onzekerheid.

Al bijna twee jaar verstoort die pandemie alles. Leuk is het niet, maar net buiten de comfortzone leren we het meeste. Dus waarom proberen we niet wat meer te genieten van die onzekerheid? Het avontuur opzoeken in alles wat we doen dus. Want als niets nog zeker is, dan kan plots heel veel.

2. Niet zeuren, maar poetsen.

Het is normaal dat we ons verlamd voelen door alles wat er vandaag rond ons gebeurt. Niets helpt beter tegen dat gevoel van overweldigd worden dan actie. Veel te lange to do-lijst? Begin alvast met het eerste item. Kan je niet kiezen tussen drie opties? Ga voor nummer één. Soms is het zo eenvoudig. Bezig blijven is het beste middel tegen verlamming.

3. Ga altijd uit van goede bedoelingen.

Het is niet moeilijk om je te ergeren aan andere mensen. Wanneer de druk op de ketel staat, kunnen we minder hebben van elkaar. Maar vandaag hebben we net meer dan ooit mildheid en begrip nodig. Vraag je af wat de meest positieve lezing is die je kan geven aan de acties van anderen en ga ervan uit dat ze het zo bedoelden.

4. Minder social media, meer conversatie.

Er is niks sociaals aan een algoritme dat beslist wat jij mag lezen en wie jouw reacties mag zien. Behandel socials als een noodzakelijk kwaad en haal conversaties zo snel mogelijk weg van die platformen (“Interessant punt! Zin om daar binnenkort eens over door te bomen tijdens een zoom-call?”). Schrijf je rechtstreeks in op nieuwsbrieven van organisaties die je interessant vindt (en begin je eigen nieuwsbrief!). En waarom zou 2022 niet het jaar zijn waarin je eindelijk die toxische Facebook-account verwijdert?

5. Als je snel wil reizen, ga dan alleen. Als je ver wil reizen, ga dan samen

Investeer meer in samenwerkingen. In crisistijden is het verleidelijk om terug te plooien op onze bekende netwerken en rollen. Maar zo ontstaat net tunnelvisie. Stel dit jaar wat vaker de vraag “Wie is er met hetzelfde probleem bezig als ik?” en spreek met hen af voor koffie of een online babbel.

In 2022 moeten we het najaar anders plannen.

Ook in 2022 komen er coronagolven.

We kunnen nog niet zeggen hoe erg ze zullen zijn, maar we weten wél dat er periodes zullen zijn waarin het ‘gewone’ tempo ernstig verstoord zal worden. Met name de wintermaanden zijn gevaarlijk terrein voor organisatoren.

Zouden we daar dan nu alvast geen rekening mee houden in onze najaarsplannen voor 2022?

In december 2022 moet je niet te veel grote indoor-activiteiten plannen. Die doen we misschien beter in de zomer. En als december 2022 toch veilig blijkt te zijn, dan kunnen we last-minute nog altijd wat extras organiseren.

Geen plan B dus, maar een plan A+.

Dat soort denkoefeningen gebeurt stilaan overal.

Zo pleitte huisarts Roel Van Giel in De Morgen alvast voor een gelijkaardige herdenking van de ziekenhuisseizoenen. “Misschien moeten we van de zomer meer het seizoen van de niet-dringende operaties maken, zodat we in de winter meer capaciteit hebben“, zei hij.

En een paar weken geleden suggereerde een kinderarts in diezelfde krant dat ook het verschuiven van schoolvakanties een slimme oplossing zou kunnen zijn voor de komende jaren.

Net als schooljaren overlappen cultuurseizoenen nogal sterk met het hoogseizoen van het coronavirus.

Kunnen we onze kalenders al in 2022 niet een beetje uiteen beginnen schuiven met die van het virus? En events plannen die bewust agnostisch zijn over het virus?

Minder binnenactiviteiten in de winter dus.

Dat we in 2021 nog een beetje een afwachtende houding hadden, was heel begrijpelijk. Wie weet waaide het allemaal wel over. Voor 2022 hebben we geen reden meer om af te wachten.

Want met wat we nu weten, blijft dit virus ook volgend jaar bij ons.

Alsof het vanzelf gaat: wat event-organisatoren kunnen leren uit de mondmaskerplicht.

Ik maakte met een medepassagier een grapje over the Dutch chin fever, de Nederlandse kin-koorts.

De lakse manier waarmee op de luchthaven van Schiphol omgegaan werd met corona-maatregelen viel op. Afstanden werden niet gerespecteerd en veel te veel reizigers hadden hun mondmasker ergens ten zuiden van hun neus hangen. Vandaar het grapje: dat er een kin-bedreigende ziekte rondwaarde in Nederland waar wij als buitenlanders niets van wisten.

De verklaring was nochtans eenvoudig.

Het personeel op de luchthaven zelf was heel erg laks.

Niet alleen werden mensen zonder masker niet aangesproken, maar security-personeel, baliemedewerkers en zelfs een paar piloten (!) liepen rond zónder. Ik schreef anderhalf jaar geleden al over dit principe: als er geen zichtbare correctie is op ongewenst gedrag, dan neemt de bereidheid om zich aan maatregelen te houden af.

“Als je als enige in de supermarkt een mondmasker draagt terwijl er overal bordjes hangen met de vraag om mondmaskers te dragen, dan neemt je eigen motivatie af. Wanneer grote groepen mensen de richtlijnen niet volgen, moet er zichtbaar gecorrigeerd worden. Het gaat daarbij niet om een pakkans van 100%, maar om zichtbare repressie.”

Anderen corrigeren vinden we niet prettig.

We laten het daarom graag over aan professionals. In dit geval was het fijner mocht het luchthavenpersoneel mensen hebben aangesproken. En hierin schuilt ook buiten het virusseizoen een les voor event-organisatoren.

Rokers aanspreken in concertzalen, deden we ook niet altijd even consequent. “Het is onbegonnen werk”, hoorde je dan wel eens. Maar daarmee verlegden we de last wel naar de individuele bezoekers die elkaar moesten gaan aanspreken. Hetzelfde geldt voor ander sociaal ongewenst gedrag van racistische praat tot voorsteken aan de bar.

Iemand moet the bad cop spelen.

Ik landde in de luchthaven van Alicante in Spanje en het contrast kon niet groter zijn.

Coronadocumenten werden gecontroleerd en de omroeper benadrukte dat mondmaskers ook over de neus moesten gedragen worden. Wie dat niet deed werd aangesproken, maar vooral: slordige maskers werden onder groepsdruk ineens correct gedragen.

Het leek zelfs alsof in Spanje heel dat covid-gedoe moeiteloos verliep.

Ziedaar het geheim van goede hospitality: dat de dingen zo goed georganiseerd zijn, dat het lijkt alsof ze vanzelf gaan.

De coronacrisis is nog lang niet voorbij voor de cultuursector. Maar dat kan ons sterker maken.

Vanmorgen had de VRT het uitgebreid over de valse start van het cultuurseizoen. Cultuurhuizen hebben terug een propvolle kalender. Maar het publiek, dat laat nog even op zich wachten.

Er zijn veel mogelijke verklaringen voor die tegenvallende verkoop en wellicht zijn alle argumenten waar.

  • Terugkeren naar volle zalen schrikt mensen af
  • Er is onduidelijkheid over de geldende regels
  • Mensen zijn voorzichtiger met hun geld.
  • Er is een overaanbod aan voorstellingen

Maar er schuilt een ongemakkelijke waarheid in deze verkoopscijfers.

De coronacrisis is voor de cultuursector nog lang niet gedaan.

Voor de goede orde: de besmettingscijfers zijn vandaag het beste bewijs dat de pandemie nog niet bezworen is, maar ook wanneer we het virus straks onder controle krijgen, is de crisis niet voorbij.

Het is zoals bij een orkaan. Het is niet omdat de wind is gaan liggen dat de huizen spontaan terug rechtstaan.

Er is opbouwwerk nodig.

En vóor we beginnen bouwen moeten we ons durven afvragen wat voor cultuurlandschap we straks eigenlijk willen. Het voordeel van opnieuw moeten beginnen, is dat je zwaktes en weeffouten uit het verleden kan aanpakken.

De conclusie van het VRT-artikel is daarbij nogal mager: bezoekers moeten maar naar voorstellingen blijven komen.

Zeggen dat mensen tickets moeten kopen “want anders”, is geen sterk argument.

De eenzijdige waardeketen (“We maakten een voorstelling, koop jij een kaartje?”) is niet wat we vandaag nodig hebben.

Zou het kunnen dat mensen eerst sociaal contact hebben in te halen voor ze terug naar voorstellingen gaan kijken? Dat ze zich willen herkennen in de verhalen die we samen vertellen? Wat zijn de noden van ons publiek vandaag en hoe kunnen we daarop inspelen?

Nog nooit is de nood aan ontmoeting zo groot geweest.

Een cultuursector die daar op een waardevolle en veilige manier een antwoord op biedt, maakt zich klaar voor een betere toekomst.

Overwerkte organisatie? Zo vind je de juiste prioriteiten terug.

Een culturele organisatie is veel werk.

Dat geldt voor alle sectoren, maar vooral bij waardegedreven werkingen die drijven op passie, is het heel moeilijk om nee te zeggen. Helaas betekent dat ook dat al dat werk nooit genoeg is.

Als alles belangrijk is, is alles een prioriteit.

En hoe meer je overwerkt bent, hoe moeilijker het wordt om hoofd- van bijzaak te scheiden. Het helpt dan om de juiste vraag te stellen:

“Welk probleem zijn we aan het oplossen? (En voor wie zijn we dat aan het doen?).

In (overwerkte) waardegedreven organisaties is dat soms een lastige vraag. Doen we de dingen niet gewoon omdat ze inherent belangrijk zijn? Los van een probleem?

Kijk wat er gebeurt als je je werk niet als een aanbod formuleert, maar als een oplossing:

  • Aanbod : “We zijn een kleine concertzaal”
  • Oplossing: “In onze gemeente is er te weinig popmuziek. Wij zorgen dat er regelmatig concerten zijn van binnen- en buitenlandse muzikanten voor een publiek van muziekfans.”

 

  • Aanbod: “We zijn een productiehuis voor theater”
  • Oplossing: “Onze werking helpt verschillende theatermakers door het productioneel-logistieke werk uit handen te nemen zodat zij zich op het artistieke kunnen richten.”

Eens je zeker weet welk probleem je aan het oplossen bent, ga je op zoek naar de methode die het grootste resultaat geeft. En dat is je prioriteit voor de nabije toekomst.

  • Wat is de beste manier om zo snel mogelijk een concertaanbod in je gemeente te krijgen?
  • Wat is de beste manier om theatermakers productioneel te ontlasten?

Nee, het werk is nooit af.

Maar door te schaven aan een steeds betere oplossing voor je gebruikers, is elke dag gewerkt, een goede stap vooruit.

Hoe toekomstdromen ons uit de crisis kunnen helpen.

Het coronaprobleem is al een tijdje van aard veranderd.

De omgang met het virus ging van een relatief eenvoudige vraag (“Hoe beperken we het aantal doden en gehospitaliseerden?”) naar een complex kluwen van vragen over gezondheid, mentaal welzijn, burgerrechten en economie.

De pandemie vervelde tot een wicked problem.

Dat is de naam die we geven aan complexe problemen waarover geen consensus bestaat. En als je het niet eens bent over wat er nu net op te lossen valt, dan geraak je het natuurlijk niet eens over een oplossing.

‘Wicked’ moet je in deze context dus niet begrijpen als ‘boosaardig’, maar veeleer als ‘stout’.

Net als je denkt dat er een eenvoudige stap voorwaarts mogelijk is, werpt het weer een horde op.

  • Hoe weeg je hoge principes van burgerrechten en privacy af tegenover pragmatische crisisoplossingen?
  • Hoe ga je om met het spanningsveld tussen individualisme en solidariteit? Je wil niet alles verplichten, maar je kan ook niet alles van vrije keuze laten afhangen.
  • Hoe weeg je belangrijke zaken zoals mensenlevens, welzijn en economie tegen elkaar af wanneer die die dingen niet vergelijkbaar zijn?

Je komt al een heel eind door simpel slogan-denken te vermijden. En door jezelf te oefenen in mildheid en empathie voor je medemens.

Maar daarnaast hebben we dringend nood aan toekomstplannen. De crisis dwong ons immers te werken met een ongezonde korte termijnsvisie. In september praten over maatregelen in oktober is niet hoe mensen dromen van een betere wereld.

Wicked problems zijn moeilijk op te lossen in het hier en nu. Samen toekomstplannen smeden geeft echter een kader om beslissingen in af te toetsen. Niet met wicked vragen als ‘Wie heeft er nu gelijk?’, maar wel met constructieve vragen zoals

  • In wat voor wereld willen we morgen leven?
  • Hoe gaan jij en ik daar vandaag werk van maken?
  • En hoe helpen onze maatregelen dat doel te bereiken?

Meer dan geld verdienen alleen. Waarom een goede business model analyse de basis is van al je toekomstplannen.

Het woord ‘verdienmodel’ is ongelukkig.

Het Nederlandse woord voor ‘business model’ suggereert immers dat het voornamelijk over inkomsten gaat. Geld verdienen is belangrijk, maar lang niet alles. Zeker in een cultuursector die vertrekt vanuit de waarde van de kunst.

Je business model is veel meer dan “hoe geraak ik aan geld?”.

Het gaat om het hele circuit van maken, leveren en evalueren. Het is niet beperkt tot het zakelijke aspect van je werking, want het IS je werking.

Een business model is de manier waarop een organisatie haar waarden duurzaam tot bij de klant brengt.

“Zo maken wij wat we maken”

En dat gaat natuurlijk verder dan inkomsten genereren. Je business model legt de groeipijnen en paradoxen bloot. En eens je begrijpt hoe je doet wat je doet, is het veel prettiger werken.

Bij grote organisaties kan dat model al gauw behoorlijk ingewikkeld worden.

Er zijn stukken historisch gegroeid en die functioneren niet altijd even logisch.

“Zo maken wij wat we maken” durft dan al eens eerder “zo doen we het nu eenmaal” worden.

Een goede analyse van je business model roept algauw nieuwe vragen op. Het toont de opportuniteiten voor de toekomst.

  • Welke onderdelen draaien goed en kunnen we verder doen groeien?
  • Welke stukken moet wij zelf doen en welke kunnen we uitbesteden?
  • Welke impact heeft groei op ons team? Hoe houden we dit met andere woorden vol?
  • Welke samenwerkingen ontbreken nog?
  • Waar kruipt te veel geld en energie in?

Als je weet hoe je organisatie vandaag werkt, ben je klaar om aan je toekomstplannen te beginnen.

Laat ons het een volgende keer eens hebben over methodieken om net dàt soort analyse te maken.

Innovatie en stabiliteit zijn cruciaal in je organisatie, maar hoe verzoen je de twee?

De structurele subsidieronde van het Vlaamse kunstendecreet komt eraan en dat zorgt voor stress bij culturele organisaties.

Zo’n ronde betekent immers financiële duidelijkheid voor de komende jaren. Een goed onthaald dossier belooft stabiliteit in een anders bijzonder precair landschap.

Meer dan ooit is er echter nood aan innovatie in de sector.

Maar vernieuwen gaat net over het in vraag stellen van de status quo. Het gaat om spelers die naar het landschap kijken en denken: dat kunnen wij toch beter?

Innovatie houdt concurrentie in, iets wat net haaks staat op stabiliteit.

We hebben de twee nodig, maar hoe verzoenen we ze?

Het is een goed idee om je huis te beschouwen als een fabriekje met verschillende onderdelen.

  • Productie Aan de ene kant heb je het magazijn waar het bandwerk wordt geleverd. De productiepoot leert steeds beter werk aan te bieden aan je publiek. Een sterk seizoen programmeren is hier een goed voorbeeld van. Elk jaar probeer je dat beter en beter te doen.
  • Innovatie Aan de andere kant heb je de R&D-afdeling. Hier wordt gekeken naar oplossingen voor problemen in het landschap. Het gaat om innovatievragen als:
    • Hoe maken we een aanbod voor mensen die niet fysiek niet tot bij ons geraken?
    • Hoe kunnen we meer publiek trekken voor nog onbekende kunstenaars?
  • Overdracht Tussen die twee afdelingen zit een soort overdracht. Je schaaft de meest geslaagde experimenten bij zodat ze betrouwbaarder worden. Uit je innovatieluik ontstaat zo het bandwerk van morgen.

Een organisatie die alleen maar innoveert, kan geen kwalitatieve producten leveren. Een organisatie die alleen maar gedegen bandwerk levert, kan niet relevant blijven voor het publiek.

De evenwichtsoefening tussen innovatie en stabiliteit die zich straks in het cultuurlandschap gaat afspelen, speelt zich stiekem ook al lang af in jouw eigen organisatie.