Het publiek weet het nu beter. Het einde van de programmator

De rol van de old-school programmator is uitgespeeld en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt is dat geen generatieclash.

De meeste poppodia hebben standaard nog een aantal programmatoren in huis, maar dat beroep is aan het verdwijnen en dat heeft alles te maken met de opkomst van het internet.

Toen genres nog bestonden

Voor het internet bouwden festivals en zalen een reputatie op via bepaalde muzikale genres. Het publiek had in die pre-internettijden immers nood aan labels. Het was prettig dat je wist waar je favoriete zaal voor stond.

Dat maakte van programmatoren cruciale spelers die bands konden maken of kraken met die ene unieke podiumkans. Toen kwam het internet en plotseling moesten die professionele muzikale gatekeepers zich meten met een publiek dat haar eigen smaak begon te ontwikkelen.

Het publiek weet het nu beter

Artiesten snapten vrij snel die nieuwe dynamiek en gingen op een heel andere schaal rechtstreeks met hun publiek praten. Waar vroeger bands smeekten om een plekje op het podium, ontstond geleidelijk aan een systeem waarbij bands zelf beslisten wanneer ze wilden spelen. Zalen mochten vervolgens onderling voor deze shows vechten.

Dit was niet alleen een vaak pijnlijke revolutie voor programmatoren, maar het doorkruiste ook heel direct de merkstrategie van podia. Wat is een poppodium nog zonder de mogelijkheid om nieuwe acts groot te maken? Waren we dan louter agenda’s geworden die door externe promotoren en boekingsagenten werden ingevuld?

Wat is een poppodium nog zonder de mogelijkheid om nieuwe acts groot te maken? Waren we dan louter agenda’s geworden die door externe promotoren en boekingsagenten werden ingevuld?

Kunstenaars en publiek gingen via het internet steeds directer met elkaar praten en door die korte feedback loop was de professionele bemiddelaar ineens niet meer zo nodig. Het publiek weet vandaag immers meer van muziek dan de programmator. Dat is de macht van het getal.

Daarom is het een misverstand om te denken dat de huidige crisis van de programmator een generatiestrijd is. De witte veertigjarige mannelijke programmator zal straks niet vervangen worden door een jongere, vrouwelijkere en gekleurdere variant. Het is immers de job zelf die verdwijnt.

Geen cynisch spel

Vaak wordt die evolutie afgedaan als een cynische commerciële verarming. Brood en spelen. Dat is het evenwel niet. Goede kunstenaars geven het publiek niet wat ze vragen, maar wat ze nodig hebben. Dat blijft in de toekomst ook zo. Maar wat nu aan het verdwijnen is, is het idee dat een handvol professionele tussenpersonen voor iedereen kan blijven beslissen wat ze nodig hebben.

Als je vandaag nog zo’n old-school gatekeeper bent, dan doe je er goed aan om die poorten onmiddellijk open te zetten. Niet als een smaakvolle curator, maar als een liefdevolle gastvrouw of gastheer. Stel je podium open voor anderen, zonder de plicht te voelen om de kwaliteit te waarborgen. Net het lappendeken van verschillende invullingen en publieken, maakt kwaliteit. De stijl van je huis wordt immers bepaald door je gasten en bezoekers, niet door een op voorhand uitgeschreven script.

De poorten open

De rol van programmatoren die op zoek gaan naar het zeldzame talent van morgen is uitgespeeld. In de plaats komt het talent om voeding te geven aan zoveel mogelijk artistieke en maatschappelijke netwerken die je je huis binnentrekt.

Poppodia en schouwburgen hebben geen nood meer aan poortwachters. In de plaats komt gastvrijheid. Het openzetten van de poorten is immers het begin van het feestje, niet het einde.


Vond je dit artikel boeiend? Kan je met jouw organisatie hulp gebruiken bij het plannen van je strategie? Ik denk als strategisch en zakelijk adviseur voor culturele organisaties graag mee! Stuur me een berichtje of schrijf je hieronder in op mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Inschrijven op de nieuwsbrief

Let me change the way you look at the word game-changer

“The pandemic is a game-changer.” I wrote the sentence and immediately regretted it.

Game-changer. Seriously?

I had this nagging feeling that I was overusing that specific word and decided to think about it more deeply. But instead of chucking the word in the bin I ended up liking it even more. Game-changers aren’t rare superlatives to be saved for special occasions only.

All strategy is about changing the game.

Every strategic approach is about trying out a specific solution after you’ve defined a problem. Defining the problem is mostly about narrative. It is storytelling. A good story helps us preserve information. It helps us make sense of the world.

But making sense of the world isn’t enough. We are the kind of monkeys that need to go out and change that world. After we’ve defined a problem, we set out to solve it. Strategy is action.

That’s how I understand Peter Drucker’s famous warning that culture eats strategy for breakfast. If you never get out of the talking stage, not a lot will change.

Narrative and strategy are a two-way street.

If a strategy ends up solving a problem, this will change the way we look at the problem itself. Without changing the narrative, strategy is just novelty, not innovation.

Therefore every meaningful solution to a problem is a game-changer. And since we’re the type of monkeys that enjoy solving problems on a daily basis, it is only normal for ‘game-changer’ to be a common word in our vocabulary.

Alleen de ander heeft een ambtenarenmentaliteit. Twee methodes om je hulpvaardigheid te trainen

“We hebben hier geen ambtenarenmentaliteit”.

Het is een omschrijving die alleen in de ontkenning wordt gebruikt. Heb jij al eens een kantoor ontdekt waar mensen vol trots zeiden dat ze een echte ambtenarenmentaliteit hadden?

Wat een rare betekenis heeft dat woord dan ook gekregen.

Professioneel egocentrisme

Het meest herkenbare element van een ambtenarenmentaliteit is de halsstarrige, niet-flexibele houding.

In een wereld die doordrongen is van het principe dat de klant koning is, is de ambtenaar een uitzondering. Regels en afspraken geven de doorslag, niet klanttevredenheid. De waarheid is natuurlijk een stuk genuanceerder en veruit de meeste échte ambtenaren willen natuurlijk ook wel graag dat burgers tevreden naar huis keren. Maar dat principiële kader van reglement-is-reglement deed het cliché ontstaan van de onverzettelijke pennelikker. En die vind je natuurlijk ook buiten de overheid.

Daarnaast speelt er een duidelijk professioneel egocentrisme bij de ambtenarenmentaliteit. Wat er ook gebeurt in de wereld, mijn job blijft ongewijzigd (en loopt stipt om 16:59 uur af als het even kan).

Altijd de ander

Wij hebben hier geen ambtenarenmentaliteit, het is altijd de ander natuurlijk. Al gauw leidt dat tot een erg vervelende vraag. Want als alleen de ander een ambtenarenmentaliteit heeft, dan moeten er toch best veel mensen rondlopen die van zichzelf niet weten dat ze die mentaliteit hebben? Hoe kan je dan zeker zijn dat jij dat soort gedrag zelf niet vertoont? Hier zijn twee principes die je dat helpen voorkomen.

  1. Empathie eerst. Natuurlijk moet je je grenzen stellen tegenover andere mensen. Maak gerust helder wat je wel of niet kan doen voor klanten, maar laat hen bewust weten dat je hun emoties begrepen hebt. Als je een slechte dag hebt hoor je liever dat de ander dat erkent. Als je een goede dag hebt ook trouwens. Het antwoord is nooit “Sorry, is mijn probleem niet”. Laat iemand in elke interactie, ook als je niet kan helpen -VOORAL als je niet kan helpen- weten dat je meevoelt.
  2. Work in progress. Je eigen rol is nooit af. Denk actief na hoe jij jezelf doorlopend kan aanpassen om andere mensen beter te helpen. Je werk wordt er alleen maar beter van, het houdt je scherp en concurrentieel én het is prettiger werken. Komt er iemand met een verkeerde vraag bij je? Zoek dan even mee uit bij wie die wel moet zijn. Het is een kleine moeite en je wordt er zelf beter van.

Je empathisch vermogen trainen en jezelf als een work in progress beschouwen zijn goede vaardigheden die je niet alleen in je werk kan gebruiken. Ze maken je ook gewoon een beter en zorgzamer mens die de maatschappij elke dag een beetje beter helpt maken. En laat dat laatste nu net de betekenis zijn die ‘ambtenarenmentaliteit’ écht had moeten hebben.


Vond je dit artikel boeiend? Kan je met jouw organisatie hulp gebruiken bij het plannen van je strategie? Ik denk als strategisch en zakelijk adviseur voor organisaties graag mee! Stuur me een berichtje of schrijf je hieronder in op mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Inschrijven op de nieuwsbrief

Plaats voor het publiek: hoe je als maker ontsnapt aan de circulaire publieksredenering

Het is een bekende valkuil. Je bent zo hard bezig met het maken van een goed product, dat je je publiek uit het oog verliest. Als je niet oplet beland je al gauw in een circulaire publieksredenering.

Die redenering gaat als volgt: we maken iets moois en ons publiek, dat zijn de mensen die het ook mooi vinden wat wij maken. Hoewel het goed is om dicht bij je kernwaarden te blijven, is de circulaire publieksredenering een slecht idee.

  1. Je dreigt heel veel tijd te steken in een product waar te weinig mensen op zitten te wachten.
  2. Je mist de kans om al vroeg een band met je publiek op te bouwen.
  3. Het is onmogelijk om een groeistrategie te bouwen als je er van uitgaat dat je publiek gewoon is wat het is.

Om uit dat cirkeltje te breken moet je jezelf afleren om te denken in termen van afgewerkte producten. De kunst is om zo snel mogelijk een product te lanceren, het slim af te toetsen met je publiek en uit die feedback te leren. Dat heet ‘iteratief werken’, omdat je steeds met heel kleine lusjes werkt.

Vertrouwen op het publiek

In plaats van te streven naar een finaal afgewerkt product, lever je steeds weer tussentijdse producten op die met elke feedbackronde beter worden. De kracht van deze methode zit hem net in de ruimte die je aan je publiek geeft om het product mee te verbeteren. Elke productie wordt dan een try-out, elke toeschouwer een mede-ontwerper.

Het wil ook zeggen dat je leert vertrouwen op je publiek. Dat je leert verderbouwen op de dingen die goede feedback krijgen. En dat je de dingen die minder enthousiasme opwekken durft bijstellen of schrappen. Zo krijgen je klanten impact op jouw werk. En zo doorbreek je het cirkeltje.

Zo wordt je publiek niet meer gewoon de mensen die je product mooi vinden, maar de groep die jou als maker gebracht heeft tot waar je nu al staat. Het is ook die groep mensen die je straks zal begeleiden in alle volgende steeds beter wordende stappen.

Vond je dit artikel boeiend? Kan je met jouw organisatie hulp gebruiken bij het plannen van je strategie? Ik denk als strategisch en zakelijk adviseur voor culturele organisaties graag mee! Stuur me een berichtje of schrijf je hieronder in op mijn tweewekelijkse nieuwsbrief.

Inschrijven op de nieuwsbrief